Leven is beweging

Heb je ooit het stralende gezicht gezien van een klein kind dat de eerste wankele zelfstandige stapjes zet? Het kraait van plezier, want het lukt; de ogen stralen van vreugde, want het kan net als andere kinderen nu lopen. Het verlangen werd gevoed, doordat het andere kinderen zag doen wat het zelf nog niet kon, namelijk lopen. En het lukt nu, om net als andere kinderen, zich snel te verplaatsen naar een stuk speelgoed of naar het raam, zodat het naar buiten kan kijken. Het kan zich meten met andere kinderen, het hoort er nu bij. De voldoening die het kind haalt uit deze stap is met geen pen te beschrijven.

De essentie van leven is dat er beweging is richting een doel. En voor beweging is er verlangen nodig. En verlangen wordt gevoed door voorstellingsvermogen, wordt gevoed door dromen van iets wat er nog niet is. Als het verlangen groot genoeg is, komen we vanzelf in beweging. Alle leven heeft dus een doel in zich. 

  • De samensmelting van een eicel en een zaadcel heeft als doel in zich, om uit te groeien tot een kind.
  • Een kind heeft als doel in zich om groot te worden, volwassen te worden
  • Een volwassene heeft als doel in zich, om zich te ‘ontwikkelen’
  • Ontwikkelen is het aangaan van het leven, waardoor het ZELF zich laat kennen
  • Het uiteindelijke zichzelf zijn, is ‘meegaan’ in het leven, is meegaan met de flow
  • Want het leven brengt ons steeds weer nieuwe ervaringen, nieuwe ontdekkingen
  • Ons ZELF ervaren geeft vreugde, geeft voldoening en maakt dat we in een staat van weldadige rust komen
  • Als we ons ZELF leren kennen, weten we ook dat de dood niet het einde is.
  • Dat maakt dat we het leven ten volle kunnen leven

Met de uitdrukking: ‘Er zit leven in’, proberen we te zeggen dat een kind voortdurend van ervaring naar ervaring gaat, steeds de ervaring opzoekt, omdat het gedreven wordt door een verlangen. Ervaring echter heeft tevens in zich dat het kind zich ‘realiseert’, steeds weer, dat het vandaag meer kan dan dat het gisteren kon. Dat maakt dat het lijkt alsof er geen grenzen zijn en dat geeft moed, dat geeft energie om door te gaan. 

Als volwassene zijn we gedreven, begeesterd, als we een ideaal hebben, een doel hebben. Een droom hebben, zoals bijv. het verbeteren van de wereld. Dat kan ons in vuur en vlam zetten. Je doet het niet alleen voor jezelf, maar je hebt een hoger doel. Daarbij stil kunnen staan maakt dat je je steeds weer geïnspireerd raakt. Het woord bezinning geeft al aan dat we ‘zin’ geven, aan dat wat we doen. En dat geeft steeds weer moed en nieuwe energie. 

Als we de zin niet meer zien van wat we doen, is er stilstand; dan lopen we vast en verdwijnt de vreugde. Het kind blijft niet stilstaan, maar gaat door. Als we als volwassene op een gezonde manier door kunnen gaan, gaan we van ervaring naar ervaring, van ontmoeting naar ontmoeting. Zodoende doen we ‘zinvolle’ dingen en leren we onszelf steeds meer kennen. Daarbij kunnen we tot het inzicht komen, dat we goed zijn zoals we zijn. We zijn dan steeds weer in staat onszelf te realiseren in de wereld en van daaruit nieuwe ervaringen aan te gaan.

We hebben als mens dus geen vaste identiteit. We zijn niet ‘dit’ of we zijn niet ‘dat’. We zijn als volwassene niet ‘af’. Door de ervaring worden we als het ware steeds opnieuw geboren en is voor ons de wereld steeds weer nieuw en dat nodigt, steeds weer, uit tot het ontdekken van de wereld en van onszelf. 

Daarmee komen we op een punt dat het leven ons niet meer overkomt, maar dat we onze ervaringen zodanig kunnen managen dat we zien wat het leven ons brengt. Elke ervaring levert ons iets op en dat maakt dat we rust en vrede ervaren, omdat we weten dat het goed is.

In ons leven is er geen finaal doel dat we ons voor ogen kunnen houden. Als we open blijven staan voor het nieuwe dat zich in ons leven aandient, komen we steeds verder in een staat van overgave en innerlijke vrijheid. Daarbij is er geen pad dat voor ons uitgestippeld is. Het pad dat we gaan ontstaat onder onze voeten, met elke ‘stap’ die we zetten. Alleen terugblikkend kunnen we het pad zien dat we zijn gegaan.

De vreugde die jij ervaart als jijzelf de ‘stilte’ bent in het oog van de orkaan, terwijl rondom jou het leven voortraast. Dat je in stille verwondering kunt kijken naar hen die zichzelf opgeven omdat ze materiële overvloed najagen of anderen die zich met hand en tand verzetten tegen belemmering van hun persoonlijke vrijheid. Die vreugde is gelijk aan de vreugde van het kleine kind dat ervaart dat het vrij is om in beweging te komen, dat het vandaag meer kan dan dat het gisteren kon. Weten dat er steeds weer een volgende stap mogelijk is, dat is innerlijke vrijheid en dat geeft vreugde. Ik wens jou een vreugdevol leven.

Fixaties

Maar het leven kent ook stilstand. We komen obstakels tegen op ons levenspad, die ons stil zetten. Heftige ervaringen maken dat we overtuigingen over onszelf ontwikkelen. Overtuigingen als: ‘Ik kan het niet’, ‘Ik ben minderwaardig’, ‘Ik kan hier niet tegenop’, ‘Ik voldoe niet’ of ‘Ik tel niet mee’ beroven ons van onze levensvreugde. Het maakt ons verdrietig en het smoort het geloof in onszelf. We kunnen ons er niet over heen zetten en het lijkt alsof we niet verder kunnen. Het verlangen is uitgedoofd, want het doel, de droom lijkt onbereikbaar.

Leven heeft ook in zich om tot ‘heelheid’ te komen. Leven is het zich ontdoen van de overtuigingen van wat we niet zijn. Leven is het loslaten van fixaties, het loslaten van beschadigingen. We veroveren daarmee opnieuw de vrijheid om te bewegen. En de vrijheid om te bewegen bergt in zich dat we de autonomie ervaren, wat weer vreugde geeft. We mogen die ervaring aangaan die ons het meest bevredigt, die ons het meest in een staat van voldoening brengt. En van daaruit mogen we opnieuw het leven aangaan, waardoor we steeds weer in staat zijn een andere kant van onszelf te ervaren. We hebben steeds weer een punt op de horizon dat ons aantrekt. Dat maakt dat de energie stroomt omdat we voortdurend op weg zijn naar een nieuw zelf.

Jezelf vastzetten, fixeren, maakt dat we letterlijk de stoel niet meer uitkomen en dus de zin van het leven missen.

  • Bezieling
Ken je mij
Trijntje Oosterhuis

Ken je mij? Wie ken je dan?
Weet jij mij beter dan ik?
Ken je mij? Wie ben ik dan?
Weet jij mij beter dan ik?

Ogen die door de zon heen kijken
Zoekend naar de plek waar ik woon
Ben jij beeldspraak voor iemand
Die aardig is, of onmetelijk ver,
Die niet staat en niet valt
En niet voelt als ik,
Niet koud en hooghartig

Ken je mij? Wie ken je dan?
Weet jij mij beter dan ik?
Ken je mij? Wie ben ik dan?
Weet jij mij beter dan ik?

Hier is de plek waar ik woon
Een stoel op het water,
Een raam waarlangs het opklarend weer
Of het vallende duister voorbij vaart
Heb je geroepen? Hier ben ik



Ken je mij? Wie ken je dan?
Weet jij mij beter dan ik?
Ken je mij? Wie ben ik dan?
Weet jij mij beter dan ik?
Ik zou een woord willen spreken
Dat waar en van mij is
Dat draagt wie ik ben,
Dat het houdt,
Ik zou een woord willen spreken
Dat rechtop staat als mens die mij aankijkt en zegt
Ik ben jouw zuiverste zelf,
Vrees niet, versta mij, ik ben, ik ben

Ken je mij? Wie ken je dan?
Weet jij mij beter dan ik?
Ken je mij? Wie ben ik dan?
Weet jij mij beter dan ik?


Ben jij de enige voor wiens ogen
Niets is verborgen van mijn naaktheid
Kan jij het hebben,
Als niemand anders,
Dat ik geen licht geef, niet warm ben,
Dat ik niet mooi ben, niet veel
Dat geen bron ontspringt
In mijn diepte
Dat ik alleen dit gezicht heb,
Geen ander.
Ben ik door jou, zonder schaamte,
Gezien, genomen,
Door niemand minder?
Zou dat niet veel teveel waar zijn?
Zou dat niet veel teveel waar zijn?

Ken je mij? Wie ken je dan?
Weet jij mij beter dan ik?
Ken je mij? Wie ben ik dan?
Weet jij mij beter dan ik?